Ruimte voor introversie

Introverte kinderen hebben ondersteuning nodig om ruimte voor zichzelf te creëren.

Let in je taalgebruik op het verschil tussen ‘alleen’ en ‘eenzaam’ zijn. In de praktijk wordt dit vaak aan elkaar gelijkgesteld. Daarmee krijgt iemand een sterke boodschap over hoe hij zich moet voelen als hij alleen is. De meeste introverte mensen zijn niet eenzaam als ze alleen zijn.

Zorg voor voldoende stilte tijd.
Bespreek met elkaar wanneer en hoe dit gerealiseerd kan worden.
Zorg voor een plek waar je kind zich kan terugtrekken en tot zichzelf kan komen; bijvoorbeeld in de eigen kamer, in een eigen hoekje, met een koptelefoon of door ongestoord helemaal in iets op te kunnen gaan.
Realiseer je dat een introvert kind, dat op school de hele dag omringd is geweest met andere mensen, grote behoefte kan hebben aan ‘even niets’ en niet zit te wachten op het ‘het kopje thee als het uit school komt’.
Zoek in overleg met je kind en de leerkracht naar oplossingen op school zodat je kind zich kan afsluiten van de buitenwereld en even ongestoord in zijn binnenwereld kan duiken.

Geef ze het recht om aan te geven als het genoeg is geweest.
Dit geldt voor zowel de hoeveelheid mensen, als de hoeveelheid activiteiten en lawaai. Als ze geen feestbeesten zijn mag je van ze verwachten dat ze een bepaalde hoeveelheid tijd besteden aan familieactiviteiten maar biedt daarna de mogelijkheid om zich te onttrekken.

Zorg ervoor dat een deel van de activiteiten die ze doen in kleine groepjes of alleen is. Dit geldt ook voor naschoolse activiteiten en sport. Dit betekent niet dat alles wat ze doen alleen of in kleine groepjes moet zijn, maar dat niet alles wat ze doen in grote groepen is.

Zoek naar oplossingen en coping strategieën om zich staande te kunnen houden op de momenten dat er extravert gedrag wordt verwacht. Hoe kan je kind bijvoorbeeld tijdens een verjaardag met de hele familie toch even een momentje voor zichzelf pakken?

Erken de behoefte om na te kunnen denken, te observeren en te reflecteren, alvorens tot actie over te gaan.
Dit betekent dat ze bijvoorbeeld tijd krijgen om hun antwoorden te formuleren of dat ze tijd krijgen om over te schakelen van de ene naar de andere activiteit.

Erken hun behoefte om ononderbroken door te kunnen gaan met waar ze mee bezig zijn. Zorg voor voldoende mogelijkheden waarbij dat kan. Zoek bijvoorbeeld naar mogelijkheden om diepgaand en geconcentreerd aan één taak te werken in plaats van steeds van vak of onderwerp te veranderen.