Als je hoogbegaafde kind geen ‘nerd’ wil zijn

Doel: kosten-baten-analyse leren maken.

 

Achtergrondinformatie.

Stel je kind is heel erg goed in rekenen maar uitblinken in wiskunde vinden klasgenoten verre van cool. Je kind wil geen nerd zijn, wil niet naar de plusklas en ook geen uitdagend rekenwerk doen. Hij wil gewoon zijn. Waar doe je als ouder goed aan? Moet je accepteren dat je kind zich aanpast of moet je stimuleren om toch te excelleren? Wanneer moet je ingrijpen en wanneer laat je het aan je kind over?
Geen gemakkelijke vragen waar geen eenduidig antwoord op is.

Waar het denk ik om gaat is of je kind in contact is met wie hij is en constructief inspeelt op de situatie (copingstrategie) of dat hij zich automatisch aanpast zonder zich bewust te zijn van zijn eigen behoeften en angsten.

Sommige kinderen passen zich automatisch aan aan de groep en ontkennen hun eigen ik. Ze spelen een rol; ze proberen te zijn zoals het hoort en weten niet waar hun vlammetje van aan gaat. Dit zijn vaak keurig aangepaste kinderen waar het ogenschijnlijk goed mee gaat omdat ze doen wat we van ze verwachten, maar die zich onder de oppervlakte ongelukkig kunnen voelen. Soms uit zich dat thuis in woedeaanvallen, opstandig of apathisch gedrag, nadat ze op school de hele dag de ‘ideale’ leerling zijn geweest. Of ze klagen vaak over hoofdpijn of buikpijn.
Deze manier van aanpassen gaat ten koste van hun welbevinden.
Er is bewuste sturing nodig van ouders/leerkrachten zodat ze meer in contact komen met wie ze werkelijk zijn en zich prettiger voelen (zie werkwijze).

Heel anders is het als een kind zich bewust aanpast aan de groep, constructief inspeelt op de situatie en ook zorgt dat het zelf aan z’n trekken komt. Ter illustratie een voorbeeld uit mijn praktijk.
De ouders van een hoogbegaafd meisje maakten zich zorgen omdat hun dochter niet naar de plusklas wilde. Ze wilden voorkomen dat ze op cognitief gebied te kort zou komen en vroegen zich af of ze de plusklas toch door moesten zetten.
Net als deze ouders vind ik het belangrijk dat een kind cognitief (en ook op andere vlakken) aan z’n trekken komt. En inderdaad is het soms belangrijk om een kind een zetje te geven om dingen aan te gaan die ze misschien spannend vinden en uit de weg gaan. Toch had ik er in dit geval vooralsnog vertrouwen in dat het meisje goed voor zichzelf wist te zorgen en heb ik geadviseerd de gekozen weg van het meisje te steunen.
Waarom? Omdat het een blij en levenslustig kind was. Ze vermaakte zich prima in de klas met haar vriendinnen, had het gevoel zinvol bezig te zijn en wilde dit contact niet missen. Ze deed na school moeilijke rekensommen omdat ze daar zin in had. Ze was leergierig ging uitdaging aan. Haar vlammetje was aan. Ze zei zelf dat ze er in de klas voor koos om de dingen te doen die zij leuk vond en de andere kinderen ook, en dat ze buiten school de dingen deed die zij wel leuk vond maar de andere kinderen niet.
Mijn indruk was dat dit meisje in deze fase goed in contact was met wat ze nodig had om zich prettig te voelen. Ze ontkende geen delen van zichzelf, maar gaf prioriteit aan andere dingen dan de verrijking in de plusklas. Een plusklas is maar één van de vele mogelijke oplossingen om te voorzien in cognitieve uitdaging. Je richten op het doorgronden van sociale processen in de klas en na school rekenen is er ook één. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden.

Iedereen die (ver) afwijkt van het gangbare zal moeten afwegen wanneer het verstandig is om zich aan te passen aan de groepsnorm en wanneer het beter is om trouw te blijven aan zichzelf. Excelleren of afwijkende behoeften volgen vergt vaak een prijs. Een belangrijke vaardigheid die hoogbegaafden daarom te leren hebben, is het maken van kosten-batenanalyses. Ik denk dat dat precies is wat het meisje in bovenstaand voorbeeld deed. Ze woog de voor- en nadelen tegen elkaar af en zorgde dat ze op haar manier aan haar trekken kwam. Ik zie dat als constructief inspelen op de situatie.

Vaak zijn kinderen zich echter helemaal niet bewust dat er iets af te wegen is en doen ze automatisch wat anderen doen. Soms omdat ze niet op het idee komen dat het ook anders kan, soms uit angst voor sociale uitsluiting of faalangst.
Als ouder kan je een belangrijke rol spelen in dit bewustwordingsproces .

 

Werkwijze.

Normaliseer het gevoel van ‘anders zijn’.
Iedereen is anders. Het gaat om het ontdekken van je eigen gebruiksaanwijzing.
Leef voor dat afwijken van anderen mag.
Ondersteunende boeken voor jonge kinderen om hierover het gesprek aan te gaan: 
• “Ben jij een cheetah?” te bestellen bij Novilo
• “Hoogbegaafd, nou en?” van Wendy Lammers van Toorenburg
• “De Droomdenker” van Suzanne Buis
• “Dolfje Weerwolfje” van Paul van Loon; vader vindt ‘anders zijn’ geweldig.
Zoek rolmodellen van mensen die hun eigen weg gaan, tegen de stroom in, en daar wel bij varen.

 

Vergroot het zelfinzicht.
Ondersteun je kind zich bewust te worden van z’n behoeften.

Voordat iemand kan afwegen of hij zich wel of niet aanpast zal hij eerst moeten weten wat überhaupt z’n behoeften zijn. Kinderen (en volwassenen) zijn zich daar niet automatisch van bewust. Leer behoeften herkennen en geef er woorden aan.
Bijvoorbeeld:
• Als je kind zit te glunderen boven een moeilijke rekensom: “Je voelt je lekker hè als je je hersens kunt laten kraken op een rekensom?” (In plaats van “wat knap van jou”)
• Als je kind overprikkeld raakt als hij een tijdje met andere kinderen heeft gespeeld. “Ik merk dat je stekelig reageert. Klopt het dat je behoefte hebt aan rust, aan even op jezelf zijn?
• Als je kind woedend wordt omdat iets anders loopt dan verwacht: Moeilijk hè, als het anders loopt dan je denkt. Je houdt van voorspelbaarheid hè?
Maak er een ontdekkingstocht van. Ontdek patronen, laat ballonnetjes op, en maak expliciet wat wel/niet werkt.

Bijvoorbeeld:
• “Je bent dol op lezen. Toch valt het me op dat je je hangerig voelt als je de hele dag leest. Klopt het dat je je nu lekkerder voelt nu je ook even iets actiefs hebt gedaan? Dan is lezen daarna extra leuk. Toch?”
Wees niet te stellig, het is maar jouw interpretatie. Wees nieuwsgierig naar hoe het werkt. Check, vraag, ontdek. Benoem wat je ziet, wat “is” en verwar dit niet met hoe je zou willen dat iets is – dan wordt het al snel manipuleren en creëer je extra verwarring.

 

Maak conflicterende behoeften expliciet en ontwikkel probleemoplossende vaardigheden.
Kinderen die zich automatisch aanpassen aan de groep zonder in contact te blijven met wat ze zelf nodig hebben, willen er graag bij horen en zijn vaak bang voor conflicten.

Leef voor en maak expliciet dat het oké is om verschillend over iets te denken en dat verschillende behoeften naast elkaar kunnen bestaan.

Geef ruimte om eigen keuzes te maken.
Herken en erken bewust de momenten dat je kind zijn eigen weg kiest en opkomt voor zichzelf.

 

Oefen probleem oplossende vaardigheden.
De meeste kinderen zullen niet zomaar vanzelf hun behoeften op een prettige manier verwoorden, met respect naar anderen luisteren, verschillen accepteren en problemen oplossen. Daar is oefening voor nodig. Een structureel gezinsoverleg biedt een veilige, prettige mogelijkheid om dit soort vaardigheden te oefenen. Zie de blog “Hoe je gezinsoverleg leuk en leerzaam maakt” voor een constructieve aanpak.

 

Ontwikkel de vaardigheid om kosten baten analyses te maken.
Ga in gesprek over wat het kost en wat het oplevert om je aan te passen of juist je eigen weg te volgen. Dit kan in heel veel verschillende situaties. Bijvoorbeeld:

• Wanneer, onder welke omstandigheden, tegen wie,…..zeg je wel dat je hoogbegaafd bent, wanneer niet. Waarom? Wat levert het op, wat kost het.
• Als iedereen in de pauze voetbalt en jij niet van voetbal houdt. Wat zijn voor- en nadelen om toch mee te voetballen. Wat kost dat, wat levert het op? Wat zijn de voor- en nadelen om niet mee te doen. Wat kost dat, wat levert dat op?
• Als je het werk in de klas saai vindt en er is in school een plusklas. Wat zijn de voor- en nadelen om naar de plusklas te gaan. Wat levert het op, wat kost het?
• Wat zijn de voor- en nadelen van heel goed presteren in wiskunde.

Kinderen die zich automatisch voegen naar de norm, zijn zich vaak niet bewust dat ze kunnen kiezen en dat je keuze afhangt van allerlei factoren en omstandigheden.
Door te praten over dit soort afwegingen, en ook je eigen afwegingen te delen, gaan ze zien dat ze keuze mogelijkheden hebben. Zo krijgen ze zelfinzicht en grip op eventuele ongrijpbare angsten.

 

Help drempels overwinnen.

Soms weerhoudt angst je kind om dingen te doen die wel goed zouden passen. Over het algemeen geldt dat angst groter wordt als je hem vermijdt en minder wordt als je naar de angst toe beweegt door in haalbare stapjes je angst te overwinnen.
Een belangrijke taak van ouders is om mogelijkheden op het pad van hun kind te leggen. Je kind ontdekt immers pas wat er bij hem past als hij dingen uitprobeert. Doet hij dat niet uit zichzelf dan dan is er soms een zetje in de rug nodig. Lees meer in de blog “Hoe je je kind helpt drempels te overwinnen”.

 

Tips en valkuilen.

Ergens goed in zijn betekent niet automatisch dat je er ook energie van krijgt of voldoening uit put. Als je kind heel goed is in rekenen, maar rekenen (op niveau) heeft zijn interesse niet, dan komt hij in een plusklas waar ze heel veel aandacht besteden aan rekenen alsnog niet tot z’n recht. Let dus op het verschil tussen een competentie en een talent. Een competentie is als je iets beheerst. Een talent is datgene wat je graag doet, dat waar je blij van wordt. Om lekker in je vel te zitten is het nodig om je talenten voldoende uit te leven. Doet je kind dat niet, heeft hij geen idee waar hij energie van krijgt of voldoening uit put, dan is er werk aan de winkel om te ontdekken wat zijn talenten zijn.


Geplaatst

in

door

Tags: