Doel: verminderen van uitbarstingen en ruzie door kinderen beter te leren communiceren en te oefenen met probleemoplossende vaardigheden.
Achtergrond.
Zolang kinderen nog niet goed kunnen verwoorden hoe ze zich voelen en wat ze graag willen, zullen ze in woede of in huilen uitbarsten en hun lijf gebruiken om voor zichzelf op te komen.
Als ouder of leerkracht hebben we de taak om als tolk op te treden.
We kunnen kinderen coachen om ze te leren ontdekken hoe ze zich voelen, wat ze willen en hoe ze hier woorden aan kunnen geven.
Ook kunnen we kinderen coachen om anderen te begrijpen en prettig te reageren.
Werkwijze.
Hieronder volgen een paar voorbeelden die ik letterlijk heb overgenomen (vertaald) uit de blog van Dr. Laura Markham. Ze beschrijft heel mooi hoe ze kinderen coacht om zich bewust te worden van hun innerlijke wereld, deze goed te communiceren en de ander te leren begrijpen.
Voorbeeld 1.
James van 3 jaar speelt met zijn speelgoedvuilniswagen. Violet van 15 maanden, komt achter hem staan en trekt aan zijn shirt. James kijkt boos achterom en duwt haar weg.
Mama: “James, Violet trekt aan je shirt. Zo te zien vind je dat niet leuk. Welke woorden kan je gebruiken om haar dat te vertellen? Duwen doet pijn.
James: “Nee, Violet!”
Mama: “James, I hoor dat je “Nee” zegt, Kan je haar ook vertellen wat je niet wilt?”
James: “Trek niet aan mijn shirt!”
Violet kijkt met grote ogen toe.
Mama: “Violet, James zegt dat je niet aan zijn shirt moet trekken. Probeer je zijn aandacht te krijgen? Wil je met hem spelen?
Violet lacht en klapt in haar handen.
Mama: “James, zie je hoe graag Violet met je wil spelen. Dat is waarom ze aan je shirt trok. Ze probeerde je te vertellen dat ze met je wil spelen. Ik zie dat jij met je vuilniswagen aan het spelen bent. Is er iets dat Violet kan doen in jouw spel?”
James: “Hier, jij mag de vrachtwagen. Ga alle blokjes er maar in doen en breng ze naar de vuilniswagen.
Voorbeeld 2.
Johnny, 4 jaar, komt de kamer in waar de 5 jarige Christian met een speelgoedvliegtuig aan het vliegen is. Johnny grijpt naar het vliegtuig.
Johnny: “Nu is het mijn beurt!”
Christian: “Niet, het is mijn beurt, ik ga nog heel lang.”
Johnny begint te huilen. Hij probeert het vliegtuig te pakken als Christian zoemend langs hem vliegt
Papa: “I hoor Johnny huilen…gaat het goed met jullie tweeën?”
Johnny: “Gemenerd!”
Papa: “Johnny, I zie dat je overstuur bent…Kan je je broer vertellen wat je wil, in plaats van hem uit te schelden?”
Johnny: “Hij pest me! Ik wil ook met het vliegtuig!”
Christian: “Maar nu is het mijn beurt.”
Papa: “Johnny zegt dat hij ook met het vliegtuig wil spelen. En Christian zegt dat hij nog niet klaar is. Hmmm, dat is een lastige situatie. Ik weet hoe moeilijk het is om te wachten, Johnny.”
Johnny: “Ik wil niet wachten. Ik wil nu met het vliegtuig spelen, ik wil hem bijtanken.”
Papa: “Johnny, I hoor dat je nu met het vliegtuig wilt spelen en dat je precies weet wat je ermee wilt doen. Kan je Christiaan vragen of hij het aan jou wil geven als hij klaar is?”
Johnny: “Geef je hem aan mij als je klaar bent, Christian?”
Christian: “Oké Maar ik wil nog heel lang.”
Papa: “Oké…de regel in ons huis is dat je lang met iets mag spelen…kan je Johnny vertellen wanneer je klaar bent en je het vliegtuig aan hem geeft?”
Christian: “Ik heb hem nodig tot ik in bad ga”.
Johnny: “Dan mag ik hem naast mijn bed, want dan kan ik morgenvroeg meteen”
Papa: “Dus Christian, mag tot hij in bad gaat en dan gaat het vliegtuig naast Johnny’s bed slapen en is het morgenvroeg Johnny’s beurt. Is dat onze afspraak?
Christian: “Dat is goed. Kijk hem eens vliegen papa!”
Johnny: “Oké…Maar mag ik hem bijtanken als hij moet landen, Christian?”
Voorbeeld 3.
Sebastian van 6 jaar en zus Claire van 8 jaar zijn schooltje aan het spleen. Claire is de juf.
Sebastian: “Ik wil niet meer spelen.”
Claire: “Ik ben de juf, dus ik mag het zeggen. Jij moet meespelen.”
Sebastian: “Papa, moet ik echt met Claire spelen?
Papa: “Iedereen mag zelf kiezen of hij wel of niet speelt. Wil jij niet meer spelen?”
Sebastian: (fluisterend tegen papa) “Ze is veel te bazig.”
Papa: “Ik hoor je, maar je zus moet het van je horen.”
Sebastian: (fluisterend tegen papa) “Zeg jij het maar.”
Papa: “Zo te zien maak je je zorgen om het aan Claire te vertellen? Kan je haar vertellen hoe je je voelt?”
Sebastian: (tegen Claire) “Je bent veel te bazig.”
Claire: “Nietes!”
Papa: “Sebastian, kan je haar vertellen hoe jij je voelt i.p.v. haar te vertellen wat zij doet?”
Sebastian: “Ik vind dit niet leuk. Ik mag helemaal niets bepalen.”
Claire: “Oké…wil jij dan de meester zijn? Dan ben ik een stout kind.”
Tips en valkuilen.
Beschrijf wat er gebeurt, leef je in en stel uitnodigende vragen die je kind helpen om te verwoorden wat hij voelt en zou willen.
Als kinderen van elkaar horen wat ze nodig hebben zijn ze beter in staat om oplossingen te bedenken die voor beiden goed zijn.
Help kinderen andere woorden te zoeken als ze andere kinderen afkatten.
Wees helder over wat wel /niet mag. (Bijvoorbeeld In ons huis mag je zelf kiezen of je wel of niet wilt spelen. De regel in ons huis is dat je lang met iets mag spelen.)
“Niet slaan, gebruik woorden” helpt niet. Kinderen weten nog niet precies wat ze moeten zeggen. Ze hebben het nodig om heel concreet te horen hoe en wat ze kunnen zeggen. Het is een hele kunst om goed te weten wat je voelt en wat je nodig hebt en dit op zo’n manier te uiten dat de ander zich niet aangevallen voelt maar er iets mee kan. Ook voor volwassenen is dit vaak nog een hele uitdaging. Verwacht dus niet dat kinderen dit wel vanzelf leren, maar doe het bewust voor.
Ook hoogbegaafde kinderen die verbaal heel vaardig zijn hebben dit nodig. Omdat ze zo makkelijk praten worden ze extra overschat.
Hoe eerder we beginnen om onze kinderen deze vaardigheden te leren, hoe eerder ze zonder onze hulp problemen onderling kunnen oplossen.
Heb jij zelf voorbeelden die ons verder kunnen helpen? Deel ze s.v.p. met ons door het onderstaande reactieveld in te vullen.
Bronnen:
Dit bericht is een vertaling en bewerking van de blog van Dr. Laura Markham – Coaching Siblings to Communicate Needs and Feelings.